Een voetbalwedstrijd. De achtentachtigste minuut. Op de tribune zit een supporter. Of hij zit voor de televisie, laten we het een beetje actueel houden. Zijn club staat met twee doelpunten voor. Wat denkt de supporter?
Optie 1: vijf minuten te spelen, twee doelpunten voor, niets aan de hand, drie punten.
Optie 2: het moet gek lopen, maar er is een minieme kans dat het nog gelijk wordt.
Of optie 3: dit gaat mis, grote kans dat we verliezen, blaas snel af.
Om deze vraag te beantwoorden, zijn twee hulpvragen nodig. Hulpvraag 1: is de supporter in kwestie fan van Sparta? Indien ‘ja’, volgt hulpvraag 2: komt de supporter twee jaar of langer bij Sparta? Is ook het antwoord op hulpvraag 2 positief, is optie 3 het antwoord op de vraag.
Waar elke normaal denkende supporter achterover leunt en voor optie 1 gaat en paniekerige of onzekere types op optie 2 kunnen worden betrapt, gaat de doorgewinterde Spartaan rechtstreeks voor optie 3. Bij Sparta gaat alles mis, behalve als achteraf is gebleken dat het toch goed is gegaan. Op de tribunes van het Kasteel is vertrouwen in een goede afloop altijd ver weg, hoe royaal een voorsprong ook lijkt. Hoop bestaat er om de grond in te worden geboord.
Wat logica is voor ieder ander, gaat niet op voor Spartanen. Sparta trekt geen overwinningen comfortabel over de streep. Een ruime voorsprong is voor Sparta geen garantie voor winst en een kleine al helemaal niet. Elke overwinning van Sparta is een verrassing en een opluchting. Of de tegenstander nu Ajax is of Emmen.
De Griekse filosoof Pyrrho van Elis wordt gezien als grondlegger van het filosofisch scepticisme. Volgens Pyrrho is de menselijke geest van nature onbekwaam om iets met zekerheid te weten, kan de mens daarom niets zeker weten en dient de betrouwbaarheid van alles in twijfel getrokken te worden. Dat Elis niet ver van Sparta lag, zal niemand verbazen.
Het gedachtegoed van Pyrrho van Elis was half januari ver weg. Sparta stond op de achtste plaats. Eén plaats hoger op de ranglijst gaf recht op deelname aan de playoffs om Europees voetbal. De media bewierookten Henk Fraser en zijn mannen en verklaarden Sparta veilig. Sparta kon de rest van de competitie naar boven kijken of in het slechtste geval het seizoen op de automatische piloot uitspelen. Dit kon moeilijk meer mis gaan.
‘Of toch wel?’, knaagde een stemmetje in menig Spartaans achterhoofd. Pyrrho van Elis in zijn Spartashirt.
Krap twee maanden later bleek dat er veel mis kon gaan. Sparta haalde uit acht wedstrijden welgeteld drie punten. Erger dan dat was het totale gebrek aan overtuiging, spelvreugde, wilskracht en geestdrift. Na de winst in de thuiswedstrijd tegen Emmen noemde aanvoerder Adil Auassar het team een machine en de spelers strijders. Inmiddels hapert de machine en spelen de strijders als slapjanussen, de grootste talenten voorop.
Menig Spartasupporter ziet de bui hangen. De weg naar beneden is onverbiddelijk en onomkeerbaar ingezet. We pakken de rest van het seizoen geen punten meer. Met veel geluk worden we bij de gratie van Emmen, ADO en Willem II vijftiende, maar de kans op degradatie, al dan niet via de nacompetitie, is groter. Zo gaat het nu eenmaal bij Sparta. Dat is typisch Sparta.
Nog typischer Sparta is het om tegen de stroom in te blijven knokken. Je niet alleen een strijder noemen, maar ook echt te strijden. Om elke meter grond. Spartafans zijn van nature pessimistisch en sceptisch, misschien wel defaitistisch. De trainers en de spelers zijn daar niet mee belast en moeten daar boven staan. Een maand van tegenslag is nog geen verloren seizoen. Het is tijd dat Fraser en Auassar de boel bij elkaar rapen en de machine weer laten draaien. De rug recht, de handen uit de mouwen en de schouders eronder. Nimmer versagend laten zien wat een Spartaan waard is. Schijt aan Pyrrho van Elis.
PS: Deze column verscheen eerder in Kasteelnieuws, het magazine dat alle leden van Vereniging de Spartasupporter vijf keer per jaar ontvangen. Voor zover dat nog nodig is: lid worden van de supportersvereniging kan hier.