Hallo lieverds. Hier een berichtje van mij vanuit het vrijwel corona-loze Sicilië. Wat beleef je daar zoal? Ja, niet zo gek veel eigenlijk. Genoeg om een stukje te schrijven. Al was het alleen maar om te imagineren hoe het leven hier is. Raar woord: imagineren.. Dat is van Louis van Gaal, de man die ooit in een Utrechtse kleedkamer voor lul werd gezet door toenmalig trainer Barry Hughes. Louis: ‘Trainer het loopt niet. We moeten dit en zus en zo gaan spelen.’ Hughes sprak toen de onsterfelijke woorden tot van Gaal: “Ja Louis, jij gaat eruit en Stevens komt erin.’
Maar ik dwaal af. Waar waren we? Natuurlijk in Trapani Sicilia, in Italië. Kolere, die taal mensen. Die heb ik nog niet onder de knie. De pest is ook dat bijna niemand het zuivere Italiaans spreekt. Het is puur dialect. Alsof je in Friesland bent en dat je Nederlands probeert te leren terwijl iedereen om je heen toch echt Fries spreekt. Ga er maar aanstaan. Verstaan gaat ondanks alles toch steeds redelijker. Wat valt er ook te leren? Ik bedoel: je gaat naar het café en bestelt je koffie en je broodje (3,50 euro). Daar kom je wel uit.
Anders wordt het wanneer men een parkeerbon krijgt (20 euro). Die moet je dan betalen op het postkantoor. Een formulier invullen waar allerlei vragen op staan waarop je het antwoord niet weet. Dat zijn de moeilijke momenten waarop je afhankelijk bent van de persoon achter de balie. Of hij of zij zo vriendelijk is om het voor je in te vullen.
‘Hé Henk van Stee. Goedemorgen lees je mee? Gaan we nog even een centrale verdediger halen? Een goede doelman achter Van Leer is binnen, maar zo kunnen we natuurlijk nog de competitie niet in. Jurgen Mattheij heeft een niet onbelangrijke rol gespeeld het afgelopen seizoen. Hij vormde een meer dan voldoende koppel met Bart Vriends en scoorde ook nog eens twee goals. Best belangrijke eigenlijk ook. Ik begrijp dat het moeilijk is. En ik weet dat je je stinkende best doet om alles zo goed als kan in te vullen.” Zo Spartanen, dat is eruit. Vergeef mij deze onverwachte wending.
Over nu naar de locale maffia. De kranten staan er hier nog altijd elke dag vol mee. Arrestaties zijn hier aan de lopende band. En dan niet zoals bij ons met een balkje over hun gezicht. Niets ervan. Gewoon vol met gezicht. Met naam en toenaam. Er is hier een hotel met een privéstrand en een zwembad. Ik was er al een paar keer langs gelopen en dacht: kom ik ga er eens een bakkie doen.
Bij het betreden van het hotel was niemand te zien. Achter de balie niemand. Dus ik liep door en probeerde mijn weg naar het privéstrand te vinden. Het hotel was uitgestorven. Niemand te zien. Na wat omzwervingen kwam ik uit op een deur. Daarachter bevond zich het strand. Prachtig mooi.
Ik bestelde mijn cappuccino met een Panini (4.50 euro) en ging de boel eens op mijn gemak observeren. Ik zag allerlei foute type mannen met tatoeages. Met goud behangen. U kent ze wel. Ze begroeten elkaar door innig te kussen op beide wangen. Nou dacht ik. Dit zijn geen hotelgasten, die kennen elkaar en meer dan dat.
Ondertussen, terwijl ik dit tafereel bekeek, zag ik ze ook naar mij kijken. En denken: ‘Wat moet die vent hier op ons strand?’ Ja, weet ik veel. Ik ben de Spartaanse vlieg op de muur die zo nodig zijn oude dag wil slijten op Sicilië en dit met jullie wil delen. Maar ik wist al: dit gaat slecht aflopen voor mij. Goed. Ik had mijn koffie op en zocht een mooi plekje op het strand aan het water. Keurige bedden en parasol. Niks mis mee.
Na een uur of zo zag ik in de verte al enige beroering ontstaan. Zo’n badmeester die samen met een collega druk gebarend in mijn richting wees. Nu gaat het gebeuren, dacht ik. En ja hoor. Daar kwam hij mijn richting oplopen. Hij sprak mij aan. Dat ik hier niet mocht liggen, want dit was voor de gasten van het hotel. Aangezien ik geen gast was, werd ik vriendelijk verzocht op te krassen. Maar ik wil ervoor betalen, stamelde ik nog. Vergeefse moeite. Ik mocht hier wel eten, maar niet op het strand liggen. Hij bleef naast mijn bedje staan. Ja pleurt op hoor hé. Dacht hij nou echt dat ik stande pe mijn biezen pak om onder begeleiding van hem dit maffiarovershol te verlaten?
Ik deed net of mijn neus bloedde en zei hem dat ik het begreep. Ik zou wel weggaan, maar in mijn tijd. Hij blies de aftocht. Er zat voor mij niets anders op dan later mijn spullen te pakken. Onder de ogen van de Italiaanse patsers verliet ik het strand. Zo, die is mooi opgepleurt, hoorde ik ze denken.
Bij het weggaan zag ik overal camera’s hangen. Ook op de parkeerplaats. Dus men heeft mij vanaf moment één in de gaten gehouden. Mij koffie laten bestellen en op het moment dat het kon ingegrepen om deze dissonant te verwijderen. ‘Jaja, sterven ze een mooie dood’, dacht ik knarsetandend.
Trouwens hier in Italië raakt men niet uitgesproken over Atalanta Bergamo en Marten de Roon. Kunnen we daar nog centjes van verwachten? Ongelofelijk die Marten, ik heb altijd in hem geloofd. Stom gehandeld van Sparta destijds. Door hem niet bijtijds te verlengen ging hij voor nul euro naar Heerenveen. Volgens de ‘kenners’ en Wiljan Vloet (de Brabantse maffia) ging hij het niet redden. Die kenners blijven nu angstvallig stil. Leeft Vloet nog?
Maar goed, lieve Spartanen, tot zover mijn belevenissen alhier. O ja. Ik kom over twee weken naar Nederland. Ik beloof weer een ouderwets verslag van de training. Die houdt u van mij tegoed. Ciao.. rimanere in salute. (Blijf gezond.)